Geschiedenis

Dertig jaar geleden ging de nieuwe Drie Pistolen open. Voor sommigen die met spijt in het hart de afbraak van het oude gebouw gezien hadden, was het weer het einde van een tijdperk en de zoveelste kaakslag aan het hun zo vertrouwde centrum van Diepenbeek. Ze vergeten hierbij enkele belangrijke zaken uit het oog: ten eerste, het afgebroken gebouw was niet zo oud en ten tweede, afbraak van al dan niet oude, versleten, afgeleefde gebouwen is van alle tijde. In tegenstelling met bijvoorbeeld Duitsland, waar men de oude kernen behoudt en er nieuwe langs bouwt (Alte Stadt <> Neue Stadt) , is de ruimtelijke planning en ordening in dit land op de eerste plaats gericht op de toekomst, op nieuwe bebouwing en worden de bouwvoorschriften in de dorpskernen logischerwijze geschreven op maat van de nieuwe bouw- en woonvormen: alsmaar hoger en minder eengezinswoningen. Dit is ook te begrijpen omdat de bevolking gestadig aangroeit.

Toen het in 1991 afgebroken gebouw na een brand opnieuw opgericht werd, gelijktijdig met het aanpalende huis van notaris Schoofs, wijzigde het dorpsgezicht ook grondig, en zullen er in tegenstelling met nu, weinig negatieve opmerkingen te horen geweest zijn. Leve de vooruitgang, argumenteerde men toen! Nu we in een periode leven waarin alles snel / te snel evolueert en er al enkele decennia grote vooruitgang op alle gebied, geboekt is, hebben we de neiging nostalgisch te worden en willen we het beeld uit onze jeugdjaren evenmin als ons eigen lijf in de spiegel zien wijzigen. Dat beeld is ons nu zelfs meer geliefd dan in onze jeugdjaren, want toen vonden we het, in het beste geval, gewoon, als het ons al niet gewoon onverschillig liet.

De cafénaam.

Laten we eerst even stilstaan bij de cafénaam die eerder wellicht, gewoon een huisnaam was. In onze tijd zijn we gewoon dat iedere straat een naam draagt, en ieder huis, een huisnummer. Dat laatste was vroeger niet het geval: ieder huis had een naam om het te identificeren of aan te duiden. Dat ging goed totdat men huizen – meestal boerderijen, want ook in de dorpskom was de meerderheid landbouwer – begon af te breken en er twee of meerder nieuwe huizen voor in de plaats zette. Dan kwamen er nieuwe namen en verdwenen de oude, wat verwarring stichtte, bijvoorbeeld als men een oude notariële akte bovenhaalde om iets te bewijzen.

Daarom werden in de Franse Tijd kadastersecties en –nummers ingevoerd, maar die verandereden bij iedere wijziging aan het gebouw, zodat men 150 jaar geleden een nummer per straat en per gebouw invoerde, het nu nog gebruikte huisnummer, hoewel regelmatig – oorspronkelijk bij elke volkstelling – aangepast aan de nieuwe gebouwen. Tegenwoordig wordt er in sommige straten zoveel gebouwd dat hernummeringen schering en inslag zijn.

Men zegt dat de naam “Drie Pistolen” verwijst naar de prijs van een warme maaltijd die in het gebouw te nuttigen viel. Welnu, dan moet dan een extreem duur etentje geweest zijn, want de munt ‘pistool’ of ‘pistolet’ was een goudmunt, die naar gelang de bron gelijk stond met 10 à 12 gulden, (*). Bovendien was het de naam van een oud Franse of oud Spaanse munt, die hier ook wel eens circuleerden – goud is overal goud – maar noch de Fransen, noch de Spanjaarden zijn hier, in het prins- bisdom Luik in het Ancien Régime ooit de baas geweest. Wij hingen af van Duitsland en dit al sedert de verdeling van het rijk van Karel de Grote in 843 bij het verdrag van Verdun (en ook het officiële begin van de middeleeuwen) tot aan de Franse Revolutie.

Het is duidelijk dat het hier gaat over een populaire huisnaam zoals De Pelikaan, De Rode Leeuw, Onder de Linde, De Zwaan, De Wilde Man enz. Het uithangbord van het Diepenbeeks café, net zoals het Hasseltse café op de Grote Markt, draagt dan ook een tekening van de drie gelijknamige schiettuigen.

De eigenaars en de cafébazen.

In 1790 koopt Hendrik Huygen – Beelen, molenaar op de Sapitelmolen, en dan de rijkste man van Diepenbeek, rijker dan de drie Schoofsen apart – die weliswaar nog maar pas bezig waren met fortuin te maken – het gebouw van een (nog) niet nader geïdentificeerd persoon. Wie de uitbater van het café toen was, is niet duidelijk.

Maar in 1824 verkopen de weduwe Huygen en haar kinderen het gebouw aan de 64-jarige Anna Catharina Feytmans, de weduwe van Theodorus Hermans en dan uitbaatster van het café. Deze dan al zeer oude weduwe koopt voor zichzelf en haar erfgenamen en rechthebbenden; de koop gaat door aan 200 guldens plus nog eens 50 gulden, zonder verdere specificatie van deze laatste som. Misschien was het de inboedel van het café, andere meubels en landbouwgereedschap dat Huygen indertijd mee gekocht had. Als één pistool gelijk was aan 10 à 12 gulden, is het duidelijk dat drie pistolen niet de prijs is van een warme maaltijd kan zijn. Anna Catharina Feytmans sterft in 1826, twee jaar na de aankoop. Theodorus Hermans is overigens de broer van de boer op de Nanofwinning, die er ingetrouwd was.

Bij de eerste (en laatste) Hollandse volkstelling van 1829 is het café bewoond en uitgebaat door Lambert Hermans – Beelen. Hij is bovendien brouwer en ziet daar blijkbaar meer verdiensten in want hij geeft het café over aan zijn zuster Anna Elisabeth, die met kuiper Jean Timmermans getrouwd is. Lambert bouwt in 1841 aan de overzijde van de straat een grote stenen woning met brouwerij. Eerder brouwde hij, net zoals zijn moeder in het paanhuis, maar in tegenstelling met haar niet enkel voor eigen gebruik, maar ook voor de verkoop.

Op 7 februari 1843 gaat de nog in onverdeeldheid levende familie over tot de verdeling van de goederen van hun ouders, waarvan de moeder – als laatste – al stierf in 1826. Waarom dit meer dan 15 jaar duurde is niet geweten. Het café gaat naar de vrouw van Jean Timmermans, die al een aantal jaren het café uitbaten. Eén week na de verdeling, verkoopt zijn zuster het gebouw al aan haar broer, brouwer Lambert, samen met een paar oude openstaande schulden.

Bij de volkstelling van 1846 baten Jean Timmermans en Anne Elisabeth Hermans nog altijd het café uit, als huurders. Bij de volkstelling van 1857 hetzelfde scenario, maar dan woont onderwijzer Stanislas Pipers (*) bij hen in op kamers; ervoren woonde hij bij broer Lambert aan de overkant.

Op 10 november 1858 verwoest een brand hel hele gebouw, plus het aanpalende huis Schoofs en volgens de kranten ook het verder gelegen café. Volgens andere gegevens was dit café nochtans vrij gewaard van het vuur. Hermans was verzekerd, maar Schoofs – die nota bene in verzekeringen deed! – was dat niet. Hermans bouwt daarop het stenen gebouw dat we nog allemaal gekend hebben, en zijn zuster en schoonbroer blijven het café verder uitbaten. De onderhuurder Pipers, die zijn meubels, zijn bibliotheek en zijn piano kwijt was, had voor 4.600 fr. schade (*).

De man van het koppel Timmermans – Hermans sterft in 1874 (op 72 jarige leeftijd) en de vrouw in 1893, op 91 jarige leeftijd. Het café moet een tijdje leeg gestaan hebben want pas bij Diepenbeek kermis in september 1894 begint de familie Achten als herbergiers, namelijk het pas gehuwde koppel Louis Achten en Maria Gertrudis Hermans. Beide zijn afkomstig uit bemiddelde boerenfamilies, namelijk de man is van Klein Terherken afkomstig en zijn vrouw van Tielenswinning, terwijl haar grootvader dan weer afkomstig was van de Nanofwinning. Dus, ze is verre familie van de vorige uitbatersfamilie.

Louis Achten is aan moederskant verwant met cafébaas Noenke Tie van de Kapelstraat en ook met de uitbaters van café De Kroon aan de overzijde van de Kogelsteeg. Het caféwezen zit hem dus in het bloed. Louis werd als ‘baas’ aangesproken door zijn klanten.

Ze houden niet allen een café open, maar runnen op het laatst ook een kleine kruidenierszaak, plus natuurlijk ook: een kleine boerderij zoals iedereen in die dagen. Ze behoorden ook tot de liberale familie, zodat het huwelijk van hun oudste dochter met de zoon van de onpopulaire conservatief katholieke burgemeester Vandebroek, aanvankelijk niet in goede aarde viel. De tweede dochter huwt met slager Tuur Ramon, wiens dochter nadien zal huwen met de zoon van het Vlaams gezinde schoolhoofd Baeten.

Het jongste kind van de drie, Emile, de enige zoon, trouwt enigszins op latere leeftijd met Pauline Achten van de Nieuwe Waddenberg. Deze laatste moet ‘noenk’ zeggen tegen de wiskundige Theophile Gos, de broer van haar moeder. Het is een huwelijk tussen achterneef en achternicht, wat vroeger heel vaak voorkwam. Bij heel rijk volk kwamen er zelfs huwelijken voor tussen volle neven en nichten, kwestie de eigendommen niet te zeer te laten versnipperen. Mil zal 47 jaar de Drie Pistolen open houden, zoals op zijn doodsprentje staat, dus van circa 1928 – 1929. Dit zal wel als hulpje van zijn ouders geweest zijn, want in de kiezerslijst van 1938 staat vader nog op als ‘herbergier’ en de zoon Mil als ‘landbouwer’.

In 1946 splitst bibliotheek Campina uit Lutselus in twee delen op, en de afdeling ‘centrum’, geleid door Remi Vandebroek, een kleinkind van uitbater Louis, neemt zijn intrek in het rechtergedeelte van de Drie Pistolen, waar vroeger de specerijwinkel was. Ze blijven er huizen tot in de zomer van 1963, wanneer ze verhuizen naar het bovenste verdiep van de Servaasschool. Op de gevel hing een stenen plaat met de naam van de bibliotheek.

Rond 1950 of iets eerder moet Mil Achten eigenaar zijn geworden, want hij begint dadelijk in de lente van 1950 met de verbouwing van het gebouw. De beste kamer – uiterst links – wordt opgeofferd ten voordele van het nieuwe, ruimere café, dat ook een aparte inkomdeur krijgt. De oude , eerder kleine gelagzaal wordt dan weer de leefruimte. Een cafébaas leefde vroeger immers meer in zijn café dan ergens anders. Mogelijk gebeurde toen ook de vergroting van bibliotheek Campina; een deel van de stallen werd na verbouwing erbij gevoegd.

In het begin van de winter van 1950 sterft Maria Getrudis Hermans en in de zomer van 1951 sterft dan de vroegere uitbater Louis Achten.

In 1952 zou apotheker Froidmont – nadien van de Voorzorg in Hasselt – ook even in de Drie Pistolen gezeten hebben, maar het is niet duidelijk waar precies.

Mil hield het café open tot in 1975 of 1976; hij was toen 75 of 76 jaar oud, oud genoeg om te stoppen dus. Na zes of zeven jaar leegstand opent op 10 september 1982 Jan – alias Pros – Decosemaeker het café opnieuw, na een inwendige facelift. De toog was immers verdwenen en stond bij Jef Bijnens, de schoonzoon van Mil, in het befaamde clubhuis in zijn tuin, waar door zijn kinderen en hun vrienden menig pintje gedronken is. Het café werd een succes, in die tijd “mocht” men immers nog drinken en vooral veel roken, waardoor de naam bruine kroeg – bruin van de sigarettenrook – ontstond. Het café werd snel te klein en Jan dacht eerst aan verbouwen, maar besloot na afbraak een volledig nieuw gebouw neer te zetten. De Wereldwinkel in het huis Schoofs was begin februari 1991 gestopt waardoor een mooie tijdelijke locatie vrij kwam. In mei 1991 lag het oude café plat, zoals men zegt en begon de nieuwbouw, een café met nog een aparte winkelruimte en vijf appartementen. Eind december 1991 gaat het café al open, terwijl de rest van het gebouw verre van voltooid was. Mogelijk lag het dak er zelfs nog niet op en de ramen boven waren nog niet geplaatst. De appartementen waren pas van in de zomer van 1994 woonklaar.

() in 1791 bedroeg het bondergeld twee gulden per bonder. Zo betaalde Maghiel Brouns van Kemelswinning voor zijn 15 bonder jaarlijks 30 gulden en de pachter van Merlemont zelfs 100 gulden. () Pipers is dan nog ongehuwd, hij trouwt pas op 18.05.1859. Ten tijde van de brand verdiende hij 930 fr. per jaar plus een som per arm kind dat gratis onderwijs krijgt en huurvergoeding. Door de brand vraagt hij een verhoging van zijn wedde: hij krijgt dan 0,65 fr. voor elke niet gratis leerling. En de rest?? () voor het onderhoud van de buurtwegen wordt dat jaar 550 fr. voorzien, voor het bouwen van een brug en waterkanaal en wegverharding aan de Nieuwstraat wordt 3.660 fr. voorzien. Voor de vergroting van de kerk in 1860 bedraagt de raming 34.650 fr. en voor het bijbouwen van een klaslokaal 9.140 fr. Het lijkt toch dat de inboedel van Pipers op zijn kamertje zéér luxueus moet geweest zijn.